19 september 2020
Mijn vader (92) zwerft ook deze zomer in zijn rode
kampeerbus door Nederland, al vier maanden is hij op
pad. Onderweg leest hij boeken die hij van mij heeft
geleend, hele stapels sleep ik voor hem aan. Van zijn
favoriete auteur Maarten ’t Hart heb ik een beperkt
aantal titels in de kast, dus vorig jaar, toen hij
uitgerekend in Urk was aanbeland, besloot hij maar
eens naar de plaatselijke boekhandel te stappen.
Tijdens onze dagelijkse telefoongesprekken heeft hij
me meermaals voorgespeeld welke scène zich daar
toen voltrok.
Hij: ‘Goedemiddag, heeft u misschien de laatste roman
van Maarten ’t Hart?’
Verkoopster, ietwat geschrokken, kijkt schichtig om
zich heen: ‘Eh, nee, denk ik niet. Maar ik kan wel even
achter voor u gaan kijken, wie weet.’
Mijn vader volgt de vrouw met zijn ogen en ziet nog
net dat ze zich in een aparte ruimte rechtstreeks naar
een fikse stapel Maarten ’t Harts begeeft, zo gaat dat
nu eenmaal in Urk.
Hij heeft genoten, ook van het boek.