3 juli 2018
Armando was een van mijn lievelingsmensen. Toen ik een jaar
of dertien was, zond de VPRO het televisieprogramma
Herenleed uit. Mijn vader riep dan: ‘Allemaal stil!’ en brulde van
het lachen om die rare, in het zwart geklede mannen die droge
dingen poneerden. Mijn conclusie was dat mijn vader gek was
geworden, maar misschien is het toch de kiem geweest voor
mijn latere liefde voor Armando’s werk.
Armando’s beeldende kunst ontdekte ik in 1982 op de
Documenta in Kassel. Nadat later het Armandomuseum in
Amersfoort door brand was verwoest, werd zijn werk getoond
in de context van landhuis Oud Amelisweerd. Ik stond er al op
de dag na de opening. Ooit ben ik zelfs letterlijk verliefd op
Armando geworden, toen ik hem tijdens een concert van Tata
Mirando viool had zien spelen in een circustent vlakbij onze
woonwagen. Na afloop durfde ik hem niet aan te spreken.
Tegen een vriendin van me heeft hij eens iets complimenteus
gezegd, waar ik haar nog steeds om benijd.
Een kunstwerk van Armando kan ik niet betalen, in mijn
woonkamer hangt een ingelijste ansichtkaart. Maar ik heb wel
zijn boeken. Ik haal ze uit de kast en ga er weer in lezen. Nu al
weet ik dat ik zal brullen van het lachen om de droge dingen
die hij poneert, het absurdisme waarmee hij de tragiek van de
realiteit een draai geeft. Ook zijn beeldende werk heeft die
vreemde mengeling van schoonheid, melancholie en
levenslust.
Vielen Dank, Armando.